Huizen uit de wederopbouw en hun bewoners van nu
Op zoek naar 'it oare Fryslân' heeft fotograaf Sipco Feenstra uit Leeuwarden oog voor de naoorlogse architectuur. Deze is snel uit het straatbeeld aan het verdwijnen. Maar een expositie in Tresoar in Leeuwarden laat de toenmalige modernisering van de provincie zien. Mijmeren over de jaren vijftig en zestig.
Door Marita de JongIn 1957 lieten mijn ouders een huis bouwen in de Lammert Heringastrjitte (uitbreidingsplan Badweg) in Gorredijk. Ik bracht er mijn jeugd door en sinds 10 januari van dit jaar woon ik er weer. Mijn vader, Hans de Jong, is in 2010 overleden. Mijn moeder Dineke Oosterhout, inmiddels 90 jaar, leeft in het bestaande huis, ik in een moderne aanbouw erachter. Vorig jaar belde mijn moeder mij, ik woonde toen nog in Gersloot, dat ze voor haar huis gefotografeerd was. Nu hangt deze foto op een tentoonstelling in Tresoar over de wederopbouw.
Fotograaf Sipco Feenstra (Leeuwarden 1964) is al jarenlang op zoek naar ‘’it oare Fryslân’. Toen hij in 2014 aan een opdracht werkte voor de gemeente Tytsjerksteradiel, stuitte hij in Burgum op een aantal duplex woningen aan de Prins Bernhardstraat die gesloopt werden. In het gemeenschappelijke trappenhuis hingen nog drie lampjes, als iconen uit de late jaren vijftig. Zijn interesse in de woning- en utiliteitsbouw was gewekt. In zijn Alleweder ligfiets (een zilveren sigaar), die hij een jaar of vijftien geleden van Rijkswaterstaat heeft gekocht, doorkruist hij het Friese land, in de ruimste zin van het woord, tot aan Esbjerg aan toe. Onlangs waren zijn foto’s nog te zien op een expositie op het eiland Sylt.
Wederopbouw
In Gorredijk fotografeerde hij mijn moeder, met haar schort nog voor, turend in de lucht. Feenstra: ,,In mijn foto’s zijn de mensen essentieel. Op deze expositie zijn de bewoners prominent aanwezig. Verder wil ik er niet te veel over zeggen. Het beeld moet spreken. Alleen een bordje met de naam van de plaats en de straat is genoeg. De bezoekers moeten goed kijken, want in mijn foto’s zitten vaak verborgen grapjes.’’ Feenstra benaderde Bert Looper en die was direct geïnteresseerd.
Mijn ouders, kregen in de oorlog verkering en trouwden op 23 december 1948. De eerste jaren van hun huwelijk woonden ze in het woonschip Cirrus dat aan de Kerkwal lag. Ze huurden het van vader/schoonvader George de Jong. Hans was onderwijzer, Dineke stond ook voor de klas, maar werd na haar huwelijk huisvrouw. Zo ging dat in die tijd. Ze hadden het niet ruim, konden net rond komen. Mama heeft me wel eens verteld dat ze net genoeg geld over had om wekelijks de Libelle te betalen. Dat was de enige luxe die ze zich kon veroorloven. Maar ze waren heel gelukkig in hun knusse woonboot.
Luxe woning
Ik ben op 12 september 1954 geboren. We woonden toen in de Geert van der Zwaagstraat, een straat achter de Lammert Heringastraat, gescheiden door een speelveldje dat onlangs is opgeknapt. Het waren goedkope arbeiderswoningen. Mijn moeder weet nog goed dat als het slecht weer was, het onder de voordeur door regende. Ook is er een keer een compleet kozijn met raam en al uitgewaaid.
Mijn ouders besloten, wederom met hulp van George de Jong en subsidie van de Bouwkas, een vrijstaand huis te laten bouwen aan de Lammert Heringastraat. Kosten: 27.000 gulden. Eind jaren vijftig was het een luxe woning. Hans was inmiddels ook weerberichten gaan leveren aan diverse kranten, waaronder de Friese Koerier, zodat de toekomstperspectieven rooskleuriger waren en de ‘gok’ kon worden gewaagd. Er zijn uit die periode, vlak na de oplevering van het huis, foto’s gemaakt die ook voor reclamedoeleinden zijn gebruikt. Mijn vader zit bij zijn platenspeler, mijn moeder staat in de moderne keuken en ik zit op een klein stoeltje televisie te kijken met mijn rug naar de camera. In de Friese Koerier verscheen één van de foto’s bij een advertentie van het PEB.
Het bouwterrein werd op 23 april 1955 aangekocht, de akte met de Bouwkas is getekend op 1 november 1956, tien dagen voordat mijn zusje Karin (1956-2000) geboren werd. In het standaardbestek, staat dat het een type Dahlia betreft, met tuin-balkon deuren en ramen in Napels geel. De gevelbekleding is zwart bruin gecarbolineerd en de voordeur in Frans groen.
Eerde Schippers, partner-architect bij Inbo in Heerenveen, die in 2015 een nieuwe aanbouw, ontwierp, vindt de bestaande woning een mooi voorbeeld van de architectuur uit de jaren zestig. Het is een mengvorm van de traditionele en moderne bouw, die zijn wortels had in de jaren twintig. ,,Dat was een enorme creatieve periode met mensen als Theo van Doesburg en een stroming als Bauhaus. Na 1930 ebde het elan weg, raakten de scherpe kantjes er wat af, en werd het nieuwe bouwen verdrongen door de traditionele bouwstijl. Ook na de Tweede Wereldoorlog werd in eerste instantie op de traditionele jaren van voor de oorlog terug gegrepen, maar eind jaren vijftig zag je een samensmelting ontstaan.’’
Marshall-hulp
Na de Tweede Wereldoorlog wilden de mensen vooruit. Niet somberen en terugkijken, maar voort in de vaart der volkeren. Dat kon mede dankzij de Marshall-hulp, een initiatief van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken van Amerika, George W. Marshall. Het plan trad drie jaar na de oorlog in werking. Het land ging gebukt onder een grote woningnood en er moest veel schade hersteld worden. De eerste nieuwbouwplannen werden in 1948 gelanceerd.
Schippers: ,,Tot 1955 werd in hoofdzaak in de Delfts traditionalistische stijl gebouwd. Het Delfts Rood voor de sociale woningbouw is daar een eenvoudige versie van. Voor de volkswoningen werd rode Groninger strengperssteen gebruikt omdat die goedkoop te krijgen was en de huizen hadden daken met oranjerode pannen. Maar langzamerhand deed het moderne bouwen haar intrede. De elementen uit het Delfts Rood zoals grote schoorstenen, ‘een feest voor het dak’ werden die genoemd, en de zinken dakgoten op klossen, bleven nog langere tijd bestaan, maar ook werden er nieuwe moderne elementen, materialen en kleuren geïntroduceerd. Die mengvorm is in het huis aan de Lammert Heringastraat duidelijk terug te vinden. Het ademt helemaal de sfeer van de jaren zestig.
Bert Looper, directeur van Tresoar opende onlangs de ‘kleine maar fijne’ expositie. Hij wees er op dat de wederopbouw-architectuur in snel tempo verdwijnt. In de pas verschenen Fryske Encyclopedie is dat thema niet te vinden. Looper concludeert dat het vergeten is, omdat er nog weinig belangstelling voor die periode is. Tresoar houdt zich al langer met dit thema bezig in het project ,,Op syk nei it oare Fryslân’’. Niet alleen de zuivel, de weilanden en de Waddenzee bepalen het beeld van Fryslân, maar ook design, architectuur en vormgeving, zo stelt Looper.
De tentoonstelling is nog tot 20 november in Tresoar is te zien. De expositie is onderdeel van ‘Op syk nei it oare Fryslân’, dat aandacht besteedt aan de modernisering van de provincie in de wederopbouwperiode.