Kunst kleurt het leven van Sir Lawrence Alma Tadema
Friesland heeft altijd een tamelijk negatieve houding aangenomen tegenover het werk van de in Dronrijp geboren en in Leeuwarden getogen schilder Sir Lawrence Alma Tadema (1836–1912). Terwijl de Britten hem bewierookten als een van de grootste kunstschilders van zijn tijd, werd hij in Nederland en in Friesland in het bijzonder verguisd als een schilder van kitsch.
Door De RedactieDe tegenstelling heeft alles te maken met het grote verschil in leefomstandigheden waarin de burgers van het Britse Rijk en die van Nederland in de tweede helft van de 19e eeuw verkeerden. Dit schrijft journalist Wio Joustra in het boek ‘Kunst Kleurt Het Leven: Leven en werk van Sir Lawrence Alma Tadema’.
Het Britse Gemenebest, dat een kwart van de wereldbevolking omvatte en waarvan werd gezegd dat de zon er nooit onderging, beleefde in het Victoriaanse Tijdperk zijn Gouden Eeuw. De andere driekwart van de wereldbevolking keek afgunstig naar het land dat alles in overvloed leek te bezitten: industrie, kapitaal en koloniën. De Industriële Revolutie gaf de Britten een voorsprong van enkele decennia op de rest van de wereld.
Onder koningin Victoria werd de economische vooruitgang gekoppeld aan een hoog moreel besef. De gegoede burger gaf de toon aan en vroomheid en ingetogenheid werden gezien als de voornaamste deugden. In de kunst moest uiterste schoonheid en zuiverheid worden nagestreefd als enige uitweg uit de kleinburgerlijkheid. Kunst had geen nuttig of opvoedkundig doel en hoefde ook niet naar een betere wereld te leiden, ze moest slechts de schoonheid bevorderen. Deze stroming, die bekend staat als het estheticisme, had als motto dat de kunst niet het leven moet afbeelden, maar dat het leven de kunst moet navolgen.
Eeuwige waarden
Het was precies omgekeerd aan de filosofie op het Europese vasteland, maar in dit artistieke klimaat voelde de romanticus Alma Tadema, die zich in 1870 vanuit Brussel in Londen vestigde, zich als een vis in het water. Geen schilder is ooit zo vereenzelvigd met het Victoriaanse Tijdperk als de salonschilder uit Friesland. De Britse middenklasse verheerlijkte niet langer de Engelse geschiedenis, maar vereenzelvigde zich met universele, eeuwige waarden. De oudheid werd ontdekt als de bakermat van de Victoriaanse beschaving. Romeinse taferelen kwamen in de woonkamers van de gegoede burgerij te hangen. Alma Tadema was dé exponent van de groep schilders – allen lid van de Royal Academy of Arts in Londen – die een encyclopedische kennis van de klassieke oudheid aan een grote technische virtuositeit paarde. Hij hield de Britten als het ware een vergulde spiegel voor, die toonde hoezeer hun samenleving leek op die van de oude Grieken en Romeinen.
Contrast met Nederland
Het contrast van het welvarende Engeland met Nederland, dat tweehonderd jaar eerder zijn Gouden Eeuw reeds had beleefd, kon haast niet groter. Een historicus vergeleek het Nederland van vlak na de Franse tijd en de afscheiding van België (1830) met een oude man die van een ziekte geneest: Verheugd omdat hij geen pijn meer voelt, maar zonder geestdrift en zonder veel van de toekomst te verwachten, te zeer verslapt om zich in te spannen voor zijn genezing. Het lot van de arbeiders in die tijd werd het best verwoord door Pieter Jelles Troelstra: ,,In donkere dalen, uit vunzige holen/ Op de grijsgrauwe hei, in het stinkend moeras/ In sloppen en stegen, waar zwaar de lucht is,/ Uit de eeuwen, eeuwenlange ellende…/ Heffen zich bleke gezichten/ Gaan vuisten omhoog/ Komen vermagerde lijven overeind.”
Terwijl Alma Tadema in Londen zijn triomfen vierde, namen Nederlandse vakgenoten afstand van wat ze zagen als het geijkte en onwaarachtige van het classisisme. Zij hadden in de hen omringende economische omstandigheden juist de behoefte terug te keren naar eenvoudiger waarheden en naar schildering van het dagelijks leven. Langzaam maar zeker won hier het een typisch Hollandse vorm van impressionisme terrein, dat zich concentreerde op de weergave van de speciale atmosfeer, de formidabele luchten, de wateren en zeeën van het Hollandse landschap en het stadsbeeld. Hierover zei Alma Tadema, die in 1873 de Britse nationaliteit had aangenomen: ,,Waarom altijd regen en armoede geschilderd als er nog zoveel geluk en vrolijkheid in de wereld zijn? Het is de oud-calvinistische geest. Het puritanisme der Hollanders haat de kleuren en zoekt in vuil en rommel de grootste schoonheid.”
Verbanning
Het werk van de on-Hollandse schilder valt na zijn dood in 1912 in ongenade. Het licht gaat uit in Europa. De Eerste Wereldoorlog, de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog zijn gebeurtenissen die romantische kunst niet verdragen. De verbanning van Alma Tadema uit het collectief bewustzijn duurt, zo valt in Joustra’s boek te lezen, tot de jaren zeventig van de vorige eeuw. In de jaren zestig verschijnt in de bundel 'Dit Wiene ek Friezen' nog een portret van Alma Tadema geschreven door de ‘rode dominee’ J.J. Kalma. Hij spreekt van welgevallige kunst ,,die wij niet hoog achten”.
,,Als een artiest ook zakenman is – en dat was Alma Tadema, de schilder van de high society in Engeland – dan kan hij in onze ogen geen goede kunstenaar zijn'', schrijft Kalma. ,,Dan verraadt hij de zaak meer dan dat hij die dient. (..) Net zo afwijzend als wij staan tegenover het Victoriaanse van de Forsythe-saga, staan wij nu tegenover de schilder die het in het uiterlijke zocht dat de gelukkige bezitters behaagde, maar dat zielloos en doods was. Wie het werk van Alma Tadema ziet, mag niet vergeten dat het ontstond in een tijd dat de arbeidersbeweging opkwam en er om licht werd gezocht voor hen die in het duister waren. Van die strijd is bij de Engelse Fries niets te merken. Bij hem vinden we een wereld die de mensen graag wilden, maar die niet bestond.”
Zo moraliseerde Kalma er lustig op los over de – volgens Joustra - met afstand beroemdste kunstenaar die Friesland heeft voortgebracht. Daarbij citeerde hij gretig uit de Bijbel en uit het werk van Bertolt Brecht. Het was een tijd dat van kunstenaars kennelijk werd verwacht dat ze niet alleen konden, maar ook moesten bijdragen aan een oplossing voor de wereldproblemen. Volgens Kalma moest de artiest meer zien en voelen dan de doorsnee mens en moest hij strijden voor wat zou moeten zijn en niet voor wat is.
Toch komt er een kentering in de appreciatie voor het werk van Alma Tadema. In de jaren zeventig wordt werk van hem tentoongesteld in Het Princessehof en in de jaren negentig in het Van Gogh Museum in Amsterdam. De schrijver Gerrit Komrij heeft dan al een belangrijke bijdrage geleverd aan de rehabilitatie van Alma Tadema met een artikel in Vrij Nederland onder de kop: ‘De Wederopstanding van de Koektrommelschilder’.
Expositie in Fries Museum
Volgend jaar herfst kan het publiek zelf oordelen over het werk van de man die de vroege Hollywood-regisseurs inspireerde tot epische films als Ben Hur, Spartacus en Cleopatra. Eindelijk wordt dan in hét museum van zijn geboorteprovincie een expositie van zijn werk gehouden, die meer omvat dan wat het Fries Museum van hem in permanent bezit heeft. De samenstellers verwachten dat het een blockbuster wordt.
Laatst gewijzigd op 03-11-2015 om 19:25 uur