Nieuwe tijden zijn van altijd. Ook in galeries.
De schilderkunst is al talloze malen doodverklaard. Hetzelfde verschijnsel doet zich voor bij galeries. Maar beide zijn anno 2015 springlevend, al veranderen steeds hun vormen.
Door André KeikesSteeds opnieuw kondigen jonge mensen aan dat ze het helemaal anders gaan doen, maar dan komen altijd weer die wetten en praktische bezwaren, zodat het toch nodig blijkt oude vormen geheel of gedeeltelijk in stand te houden. Over galeries horen we al decennia dat ze overbodig worden. Mensen zouden er geen behoefte meer aan hebben, zeker nu internet een grote rol is gaan spelen, maar de praktijk wijst anders uit.
Om niet al te ver terug te gaan, moet je de galeriepraktijk van de jaren tachtig van de vorige eeuw en die van nu eens vergelijken. Er waren andere ruimtes, andere namen en zelfs een andere munt, maar nog steeds komen mensen graag naar geanimeerde openingen, waar de kunstenaar en galeriehouder zelf aanwezig zijn of juist even later, als je de fraai verlichte ruimte helemaal voor je alleen lijkt te hebben.
Amsterdam had destijds de eerste galerie van Wim van Krimpen en daar ook richtte de latere directeur van onder meer de Rotterdamse Kunsthal, het Gemeentemuseum Den Haag en het Fries Museum, in 1982 de KunstRAI op. Tegenwoordig heb je in Amsterdam een nieuwe galerie van Wim van Krimpen, heb je de herboren KunstRAI en organiseerde Wim van Krimpen eind mei de nieuwe Amsterdam Art Fair in de oude Citroëngarage aan het Stadionplein. Dus waar hebben we het over?
In Friesland had je destijds de eerste galerie van Thom Mercuur in Franeker. Daar ook werd de latere geestelijk vader en directeur van Museum Belvédère in Oranjewoud en moderne kunst-conservator van het Fries Museum, eerste man van ’t Coopmanshûs. Hij organiseerde er spraakmakende tentoonstellingen. Tegenwoordig heeft Mercuur zijn galerie het Tripgemaal in Gersloot en beijvert hij zich opnieuw voor een museum. Zijn idee voor Kunstpaviljoen Eb en Vloed in Lauwersoog lukt niet, omdat er onvoldoende middelen zijn te vinden, maar hij zoekt een andere plek. Wat je zegt, waar hebben we het over?
Van Hulsen
In Friesland kon je in de jaren tachtig ook niet om Aiko van Hulsen heen, die aan de Nieuwestad aan zijn laatste etappe was begonnen met Kunstzaal Van Hulsen. Vooral in eerdere decennia was die ruimte een, zeker voor Friese begrippen, spraakmakend kunstcentrum. Aiko van Hulsen en zijn Franse, grote sigaren rokende, vrouw Marguerite (Meta) Boucher waren lange tijd autoriteiten in het Leeuwarder en Friese galeriewezen. Nadat hij de in 1910 door zijn vader opgerichte kunsthandel en lijstenmakerij aan de Voorstreek had overgenomen, begon in de jaren vijftig een succesvol verhaal van kunstverkoop en kunstpromotie, met namen als Johannes Elsinga, Bouke van der Sloot en Jentsje Popma.
Later met talloze anderen, die soms alleen in deze regio bekendheid genoten, maar niet zelden ook (ver) daarbuiten. Zo exposeerden hier ook de Cobra-mannen en Marte Röling. Van Hulsen volgde wat er gebeurde in Amsterdam en Parijs, kun je zeggen. En dat ademde ook zijn zaak, die hij vanaf 1954 voortzette in het diepe pand aan de Nieuwestad 99, waarin tegenwoordig Het Broodhuys is gevestigd, in de Van Hulsen-jaren voor publiek doorlopend tot de Bagijnestraat. Van Hulsen droeg daarbij toen al steevast een expressionistische bril met zwaar montuur, waar nu geen cultureel meer zonder lijkt te kunnen, en vergat ook nooit zijn artistieke vlinderdas of shawl.
Om de onafhankelijkheid van zijn exposities te benadrukken, hield hij de kunsthandel (voorin) en de galerie (achterin) zorgvuldig gescheiden. Wie voor de opening van een tentoonstelling kwam, kon indien gewenst de destijds verdacht gevonden commercialiteit van de kunsthandel vermijden door het smalle steegje naast het pand te nemen. En de kunstrecensenten kregen op die manier meteen het noodzakelijke argument toegespeeld om de exposities te bespreken: de galerie is een onafhankelijke ruimte.
Artistieke confrontatie
Van latere datum, want door Jetze en Catharina Hoogterp opgericht in 1969, was Galerie Eewal, aanvankelijk nog gevestigd in de Klokstraat. De Eewal was een strategische plek, want fraai gelegen tussen het Fries Museum, toen nog aan de Tweebaksmarkt, en het Princessehof aan de Grote Kerkstraat. Bij openingen daar was het zeker niet rustiger dan bij Van Hulsen. Een nieuwe generatie manifesteerde zich hier, die de artistieke confrontatie niet schuwde. Hier presenteerden mensen van een nieuwe tijd hun werk; Rob Nypels, Onno Boekhoudt, Tjibbe Hooghiemstra, Euf Lindeboom en Lode Pemmelaar, om maar een greep te doen. Ook de Hoogterps keken verder dan Friesland alleen, al was de focus op Parijs inmiddels vervangen door New York als kunsthoofdstad van de wereld. Galerie Eewal was ook vaak aanwezig op kunstbeurzen, iets dat in de tijd van Van Hulsen nog niet speelde.
Je had in de jaren tachtig Ooghoogte in de Slotmakersstraat in Leeuwarden, De Vis in Harlingen en De Roos van Tudor in Franeker. Ooghoogte sloot de deuren, De Vis is alive and kicking en datzelfde kan gezegd worden van De Roos van Tudor, al weer heel wat jaren gevestigd in Leeuwarden. De Eewal was een omgeving die sinds de komst van de galerie met die naam meer kunstruimtes ging trekken. Nog steeds is dat zo. De Roos van Tudor zit er, Artemisia in Kunstzaken, Beb Mulder heeft er zijn atelier/galerie en in de Kleine Hoogstraat, net om de hoek, vind je de galerie met die naam.
Maar blijft dat zo, nu kunstgeïnteresseerden ook internet af kunnen struinen om het werk van hun voorkeur te vinden, bijvoorbeeld via kwaliteitsaanbieders als artolive.nl. Volgens een nog niet zo lang geleden uitgevoerd onderzoek van de Nederlandse Galerie Associatie hebben de meeste kunstkopers nog steeds een voorkeur voor persoonlijk contact en zien met eigen ogen. Dat geeft hoop voor de fysieke galerie. Als je er van uit gaat dat Amsterdam in ons land de toon aangeeft, dan zie je ook jonge digitale initiatieven als welikeart.nl en amsterdamart.net, die belangstellenden wijzen op opmerkelijke presentaties en tentoonstellingen. Om er uiteindelijk toch gezamenlijk of solo naar toe te gaan.
Blijven doorgaan
Ondertussen blijft een flink aantal Friese galeries op uiteenlopende manieren doorgaan. Artemisia in Kunstzaken in Leeuwarden organiseert ook exposities buiten de eigen ruimte en heeft een kunstuitleen, net als Peter Bax in Sneek. Beeldend Aktief Sneek (BAS) heeft ook een educatieve poot, de E.M. Galerie in Drachten oriënteert zich internationaal en heeft ook een designshop, Galerie Lauswolt in Olterterp biedt kunst aan in in combinatie met antiek, taxaties en restauratie. InArt in Lemmer combineert kunst met educatie en muziek en Kunsthuis Syb in Beetsterzwaag gaat in de geest van oprichter Syb Hellinga onverdroten voort als ideële galerie, waar beginnende buitenlandse kunstenaars kunnen werken en exposeren. En aan de Heremaweg in Heerenveen ontstond nog maar kort geleden zelfs weer een nieuwe kunstruimte in de voormalige zuivelfabriek Jagtlust: Melklokaal. Farsk is de jonge kunst- en ontwerpersruimte aan de Oude Oosterstraat in Leeuwarden, waar vers talent een kans krijgt. Zet niet je fiets tegen het raam, staat er als waarschuwing, anders maken we er een lamp van. En zo ontstaat er als vanzelf weer een nieuwe tijd.
Je hebt natuurlijk ook nog de beurzen, die de afgelopen decennia heel wat ups en downs hebben meegemaakt. Steeds opnieuw als de Amsterdamse KunstRAI te veel een lifestyledingetje dreigde te worden, en dat was geregeld het geval, haakten de meer experimentele galeries af. Die begonnen iets voor zichzelf, zoals nu de Amsterdam Art Fair. Hetzelfde gold voor galeries die niet mee móchten doen bij de KunstRAI, omdat ze juist niet commercieel genoeg waren. Jarenlang heette hun beurs de Kunstvlaai. De laatste jaren manifesteert Art Rotterdam zich als serieuze concurrent. Je kreeg ook in talrijke andere steden beurzen en beursjes. Voor realistische kunst, voor regionale kunst, voor kunst en antiek, voor zeer betaalbare kunst en ook beurzen waar kunstenaars zonder galerie hun eigen werk verkopen.
Noordkunst
In het Noorden bestond sinds 1987 enkele jaren Noordkunst in Zuidlaren, een ambitieus KunstRAI-achtig concept, waarbij ook Duitse en Deense galeries betrokken werden. De manifestatie ging ten onder aan vergelijkbaar geharrewar als bij de grote broer, maar Noordkunst kreeg geen opvolger. Wat er tegenwoordig nog het meest in de buurt komt is de door Fred Wagemans en Claudia Gravestijn sinds 2007 georganiseerde noordelijke kunstpresentatie NOK. Een onregelmatig, reizend concept, dat het midden houdt tussen museum, galerie en beurs, met wisselende namen en een niet vastliggende vorm.
Gaat het zo beschouwd dan slecht met de galerie en de schilderkunst? Het kan natuurlijk altijd beter, maar voorlopig wijst weinig erop dat het publiek genoegen neemt met een digitale afbeelding op internet. Websites zijn wel een belangrijk startpunt ter oriëntatie geworden, maar daarna wil iedereen toch het ware ding.
Laatst gewijzigd op 19-06-2015 om 14:37 uur