Sir Alma Tadema leefde voor de kunst
Een van de beroemdste Friezen ooit is: Sir Lawrence Alma-Tadema (1836-1912). Een ‘Sir’ die Fries is gebleven, maar groot werd in Engeland, vertelt het boek over hem: Kunst kleurt het leven. Nu toont het Fries Museum ook het eerder aangekochte topstuk.
Door Wio JoustraHet Fries Museum heeft een topstuk aangekocht van Sir Lawrence Alma-Tadema. Het gaat om het schilderij The Entrance to a Roman Theatre en is gemaakt in 1866. Het is de duurste aankoop in de geschiedenis van het museum: €1,5 miljoen. Vanaf zaterdag 21 november te zien in het Fries Museum.
Het schilderij wordt gezien als een van de belangrijkste werken van de hand van Alma-Tadema. Hij veroverde er de Amerikaanse markt mee en vestigde zo definitief zijn internationale roem. Het is een van zijn eerste schilderijen met een Romeins onderwerp, waarmee hij later zo beroemd zou worden. Vanwege de artistieke kwaliteit, de door hemzelf ontworpen monumentale lijst en het feit dat dit werk zijn internationale doorbraak vertegenwoordigt is het een sleutelwerk in zijn oeuvre.
Het is de grootste aankoop uit de bestaansgeschiedenis van het Fries Museum. Door deze aankoop is het nu het enige museum in Nederland dat een goed overzicht kan geven van zijn werk. In 2016 organiseert het museum een internationale tentoonstelling over Alma-Tadema. Deze tentoonstelling wordt georganiseerd in samenwerking met musea en onderzoekspartners in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. De kersverse aankoop zal in de loop van 2015 al te bewonderen zijn in het museum.
Er is nog een opsteker voor het Fries Museum. Want voor deze expositie heeft het museum €500.000 steun gekregen van de Turing Foundation. Deze stichting stimuleert musea bij het nastreven van hun doelen en missie. Volgens de jury is dit een ,,ambitieuze, vrolijk makende miljoenenproductie, goed en professioneel uitgewerkt en onderbouwd''.
Ludgate Hill, City of London, januari 2015.
Majestueus. Een woord dat minder grandeur uitstraalt zou geen recht doen aan de pracht en praal, zowel aan de binnen- als buitenkant, van St Paul’s Cathedral in hartje Londen. Het door de vermaarde wetenschapper en architect Sir Christopher Wren ontworpen gebouw wordt als godshuis in Europa slechts overtroffen door de Sint-Pietersbasiliek in Rome. De Britten willen daar overigens helemaal niet aan. Voor hen is de cathedra van de Anglicaanse Kerk ongeëvenaard door welke troon of zetel van de oude moederkerk dan ook, getuige de spreuk op de draaideur van de hoofdingang: This is none other than the House of God. This is the Gate of Heaven.
De Hemelpoort staat dus in Londen. Daar kunnen ze het in de Heilige Stoel, waarmee de gelovige Britten niets te maken willen hebben sinds Hendrik de Achtste na de Engelse Reformatie in de 16e eeuw een einde maakte aan de jurisdictie van de paus over de Kerk van Engeland, mee doen. De huidige kathedraal is al het vijfde kerkgebouw op deze plek sinds in het jaar 604 het eerste werd neergezet door de Saksische bisschop Mellitus. Vuur en strijd maken een einde aan de eerste vier godshuizen op deze plek. De grootste en meest verwoestende brand is The Great Fire of Londen in september 1666.
Koning Karel en de plaatselijke autoriteiten besluiten hierop tot een complete wederopbouw van The City, de vierkante mijl die nu geldt als het financiële hart van deze wereldstad. Daarvan maakt de nieuwe kathedraal deel uit. Het duurt 36 jaar – van 1675 tot en met 1711 – alvorens het gigantische bouwwerk is voltooid. Wren, ontwerper van koninklijke paleizen als Hampton Court en Kensington Palace in Londen, het wereldberoemde Observatorium van Greenwich en oogstrelende gebouwen in de universiteitsstad Oxford, waar hij een aantal jaren hoogleraar astronomie is geweest, zit volgens de overlevering tot zijn dood op 91-jarige leeftijd nog regelmatig in het schip van de kerk, onder de 108 meter hoge koepel, te mijmeren over zijn meesterwerk van geloof en verbeelding.
Uitvaart met honderd rouwkoetsen
Het is op die zomerdag in 1912 aan de voet van St Paul’s een drukte van belang als een vooraanstaand lid van de Royal Academy of Arts in Londen in de kathedraal wordt begraven. Zijn naam: Sir Lawrence Alma Tadema, geboren in het Friese Dronrijp op 8 januari 1836 en overleden te Wiesbaden, waar hij in een kuuroord tevergeefs heeft gehoopt op herstel van zijn maagzweren, op 25 juni 1912.
Het is volgens de Leeuwarder Courant van 8 juli van dat jaar een indrukwekkende uitvaart. Op straat ziet het zwart van de mensen. De lijkwagen wordt gevolgd door zo’n honderd rouwkoetsen, waarvan een dertigtal is gevuld met honderden bloemenkransen. Daaronder die van het Koning Willem Fonds en van de Nederlandse Vereniging en de Hollandse Kerk in de Britse hoofdstad.
De ‘artistieke’ krans der Royal Academy vindt ,,algemene bewondering’’. De Anglicaanse kerk-lijkdienst duurt een uur. Er zijn geen toespraken, slechts de gebruikelijke gebeden en koorzangen, welke laatsten ,,een machtigen indruk” maken. De dienst wordt besloten met slechts één Bijbelwoord, uit 1 Korintiërs 15:20: ,,Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als eerste van de gestorvenen.”
Op de kist van de overleden kunstschilder ligt slechts één krans wanneer deze wordt neergelaten in de speciaal voor hem bestemde crypte, maar die is dan ook van de koningin-moeder, Alexandra van Denemarken, echtgenote van Edward VII. Voorzitter Poynter van de Royal Academy en zeven andere kunstenaars zijn de slippendragers.
Aanwezig bij de dienst en de bijzetting van zijn stoffelijke resten zijn onder anderen de hertog en hertogin van Argyll, de Nederlandse gezant in Londen, Gericke en de consul-generaal, Maas, de voorzitter van de Nederlandse Club, Stoop, dominee Baart de la Faille, vele andere Nederlanders, onder wie familie uit Friesland en Haarlem en talrijke vertegenwoordigers uit voornamelijk de Britse wereld van de kunsten, wetenschappen, letteren en toneel.
Aan de dood en de uitvaart van Alma Tadema wordt in Nederland verder weinig aandacht besteed. Eind juli 1912 verschijnt in het blad Sljucht en Rjucht (Slecht en Recht) van de Friese Beweging een necrologie van ‘Pyt fen Fryslân’, pseudoniem van Pieter Jelles Wierstra (1864 – 1963), godsdienstonderwijzer in respectievelijk Echten en Amsterdam.
Het stuk mag voor die tijd bijna hagiografisch worden genoemd, waarbij niet valt uit te sluiten dat gevoelens van Fries nationalisme er niet vreemd aan zijn geweest. Zo begint de schrijver met de stelling dat Alma Tadema ,,in één adem kan worden genoemd met Rembrandt en Jozef Israëls”, zeker later in Nederland bepaald niet de gangbare opvatting over de kunstzinnige waarde van het werk van de tot Brit genaturaliseerde Fries.
Verderop in het stuk pleit Wierstra, die in het Friestalige blad over diverse onderwerpen schrijft, zich vrij van een kunsthistorische beschouwing van het werk van de schilder. Immers, zo verontschuldigt hij zich, zoals een dichter alleen een dichter kan verstaan, is begrip voor elkaars werk nog veel meer van toepassing op kunstschilders. Zelf begrijpt hij tenminste niet waarom bij voorbeeld de Nachtwacht van Rembrandt en de Avondschool van Gerard Dou zo vele duizenden guldens waard zijn.
En om te staven dat het onbegrip over de kunst niet tot de gewone man beperkt blijft, illustreert hij zijn verhaal met een anekdote over de Shah van Perzië. Deze krijgt tijdens een bezoek aan Amsterdam een schilderij te zien waarop een mooi paard is afgebeeld, met de mededeling dat het doek wel achtduizend gulden waard is. Waarop de Shah zou hebben gevraagd: ,,Wat kost hier een paard?” Op het antwoord dat een best paard toch wel vierhonderd gulden moet opbrengen, zegt de vooraanstaande buitenlandse gast: ,,Nou, geef mij dan maar twintig levende, dan mogen jullie dat ene dode houden.”
,,Hij had oog voor alles''
Als leek op het gebied van de ‘hoge kunsten’ haalt Wierstra dan ook maar een Engelsman aan die over Alma Tadema heeft geschreven: ,,Hij had oog voor alles; hij wist heel precies elk ding weer te geven en er ook de juiste kleur aan te geven. Alle bouwstijlen had hij in zijn hoofd, maar ook de kleding die de mensen door alle tijden heen hebben gedragen.”
Over het aannemen van de Britse nationaliteit door Alma Tadema in 1873 is de schrijver minder te spreken. Hij heeft het over het feit dat de schilder zich tot Engelsman heeft laten ‘bestempelen’, maar in zijn hart toch altijd Fries zal blijven. De Friese afkomst en gezindheid zijn in Alma Tadema niet verloren gegaan, aldus Wierstra. Zo zou de schilder eens tegen een gezelschap hebben gezegd: ,,Weten jullie wel waarin het geheim van mijn kunst schuilt? Hierin, dat ik altijd eerlijk ben geweest tegenover mijzelf.”
Niet alleen die eerlijkheid is in de ogen van de schrijver een typisch Friese deugd, ook de medemenselijkheid, hulpvaardigheid en vriendelijkheid zijn kwaliteiten die Alma Tadema tijdens zijn leven heeft bezeten. Maar de grootste is misschien nog wel zijn werklust. Wierstra: ,,Gewerkt heeft hij zo lang hij kon. Hij leefde voor de kunst. Toen hij edelman was geworden (ik bedoel, toen hij de titel had gekregen, zonder die titel was hij het al lang), zei een oudere dame tegen hem: ‘Nu zou ik maar ophouden met schilderen en als een heer van stand gaan leven’. Hij lachte er om. Niet meer schilderen was voor Alma Tadema niet meer leven, want schilderen was zijn leven.”
St Paul’s Cathedral, een winterse dag, ruim een eeuw na de begrafenisplechtigheid van Sir Lawrence Alma Tadema. Een gids begeleidt me naar de ruimte die bekend staat als The Crypt in de onderste gewelven van dit schitterende gebouw. We passeren de indrukwekkende praalgraven van Wren, van de ‘ijzeren’ hertog van Wellington die Napoleon in 1815 bij Waterloo heeft verslagen, van Lord Nelson, de admiraal die het Britse Rijk lange tijd de heerschappij over de wereldzeeën heeft gegeven en de monumenten voor ‘The Lady with the Lamp’, Florence Nightingale, en voor Sir Winston Churchill, die door vele Britten – en door hen niet alleen - wordt gezien als de man die Adolf Hitler uiteindelijk op de knieën heeft gekregen.
In deze bijna heilige ambiance lopen we verder over gedenkstenen voor kunstenaars en bisschoppen uit lang vervlogen tijden en houden tenslotte stil bij een steen van zwart marmer met koperen inleg, die vaag wordt uitgelicht door het schijnsel van een lamp aan het plafond: de laatste rustplaats van Sir Lawrence Alma Tadema. Een zwaard in een lauwerkrans, twee engelen met staf en een gordijn van trossen. Alsof ieder moment het doek kan opgaan en de schilder het toneel betreedt voor zijn volgende kunstje.
In deze voor de Britten bijna heilige kathedraal trouwt kroonprins Charles op 29 juli 1981 met prinses Diana en is op 30 januari 1965 voor de geliefde staatsman Churchill de grootste herdenkingsdienst in de Britse historie gehouden, alvorens hij per boot over de Thames naar het familiegraf in Bladon, vlak bij zijn geboortedorp Woodstock in het graafschap Oxfordshire, wordt gevaren.
De notariszoon uit het Friese Dronrijp is als enige geboren en getogen Nederlander de eer te beurt gevallen in deze kerk een monumentaal graf en gedenkteken te krijgen. ,,And a nice one it is too”, zegt de gids zonder enige overdrijving.
Laatst gewijzigd op 21-05-2015 om 14:41 uur