Zijn het Nederlands en Fries nog te ’saven’?
Globalisering; er is heel veel over op te merken, maar het kan haast niet anders eindigen dan als een saaie, eenvormige wereld. Zo ver is het nog (lang) niet, maar we zijn wel hard op weg. Dat alles steeds meer Engelstalig wordt, is een onheilspellende voorbode. Waar vind je nog Nederlands en Fries op straat?
Door André KeikesDe Amerikaanse president Donald Trump mag er dan geen zin in hebben, toch is globalisering een proces dat lastig valt tegen te houden. Je hoeft geen historicus te zijn, om te kunnen constateren dat die ontwikkeling al eeuwen gaande is. Van kleine dorpsgemeenschappen naar regionale en nationale uitwisseling tot mondiale handelsovereenkomsten. Over de voors en tegens valt ook veel te zeggen, want zulke akkoorden zwengelen dan wel de economie aan, ze pakken niet zelden uiterst onrechtvaardig en ongunstig uit voor mens en milieu.
Kijk je naar Friesland in de jaren vijftig van de vorige eeuw, dan kun je constateren dat vrijwel alles nog in de eigen regio geconcentreerd was. Je had eigen bedrijven voor energie, waterleiding en telefonie en winkels werden bevoorraad door leveranciers uit de omgeving, zodat er een complete overzichtelijke economie bestond. Vrijwel niets hoefde met zwaar vervuilende vliegtuigen of containerschepen vanuit andere delen van de wereld aangevoerd te worden. Maar, toegegeven, je had ook geen winkels als Action, waar je voor een habbekrats in China geproduceerde prullaria kon aanschaffen.
Wat je tegenwoordig aantreft in winkels en op internet, kan letterlijk overal ter wereld zijn geproduceerd. Bedrijven zijn de afgelopen decennia steeds meer onderdeel gaan uitmaken van internationale ketens en wat is er nu voordeliger dan alle bedrijven, waar ze zich ook bevinden, op eenzelfde manier vorm te geven. Dus in het Engels, want dat snapt tegenwoordig iedereen. Toch? Onderzoekers van de Nijmeegse Radboud Universiteit zetten daar al eens grote vraagtekens bij. Veel boodschappen in het Engels komen bij aanzienlijke groepen consumenten helemaal niet over. Slechts 36 procent van de proefpersonen uit dat onderzoek was in staat globaal de bedoeling van het Engels in een commercial weer te geven.
'Brede blik'
Gebruik van het Engels kreeg door de voortschrijdende globalisering echter het imago van 'de brede blik' en 'internationaal succes'. Daarnaast worden we dagelijks overspoeld met Engelstalige, vooral Amerikaanse, tv-programma's en muziek en praten we zelf – denk aan De Wereld Draait Door – ook nog eens mateloos veel over Amerikaanse onderwerpen. Alle andere talen, dus ook het Nederlands en het Fries, maar zelfs het Spaans, Frans en Duits, gingen een of twee divisies lager spelen.
De Fransen, ooit vertegenwoordigers van de machtige taal van de elite, doen er alles aan om hun internationale betekenis te blijven benadrukken (TV5 Monde), maar er is geen houden aan. Zelfs de Chinezen spreken nu Engels. Op hogescholen en universiteiten is de draai richting Engels al lang gemaakt. Als Matthijs van Nieuwkerk het een enkele keer waagt 'voilà' of 'soit' te zeggen, krijgt hij op Twitter ogenblikkelijk het verwijt 'zo moeilijk te doen'.
Uit praktisch oogpunt is meer Engels gebruiken natuurlijk vanzelfsprekend, taal is in de eerste plaats bedoeld voor communicatie en weinig westerlingen spreken vloeiend Mandarijn. Al is dat formeel de grootste taal ter wereld, want gesproken door 850 miljoen Chinezen. Maar daarbuiten kom je er niet ver mee. Wat dat betreft kun je er hetzelfde over zeggen als over het Fries en het Nederlands.
'Achterblijver'
Dat iedereen wel een mondje Engels spreekt, wil nog niet zeggen dat die taal overal op de eerste plaats komt. Toch heeft het status in onze tijd. Wie Engels gebruikt, wil er mee aantonen 'er toe te doen' en 'te weten wat er speelt'. Zo krijgen mensen die Nederlands en/of Fries (of vul maar een andere kleine taal in) spreken, haast vanzelf impliciet het stempel 'achterblijver' opgedrukt. Dat verklaart waarschijnlijk mede waarom vandaag de dag zo veel mensen te pas en vooral te onpas Engelse woorden door hun zinnen strooien: kijk mij toch eens open minded zijn.
Volgens wetenschapper Eline Zenner van de KU Leuven, die de verengelsing in 2013 nader onderzocht, hebben leenwoorden vooral een kans als er nog geen Nederlands alternatief voor bestaat of wanneer ze korter zijn dan de Nederlandse term. Het tegenwoordig door iedereen gebruikte woord 'smartphone' kent welbeschouwd geen Nederlandse vertaling, al zou dat waarschijnlijk 'slimme telefoon' zijn. 'Smartphone' was er gewoon eerder en is ook nog eens korter dan zo'n eventuele Nederlandse vertaling. Dat 'shit' het in onze jaren wint van 'verdomme' zal overigens ook te maken hebben met de secularisering.
Hoofdrol Engels in onderwijs
Veertien jaar na het verschijnen van het rapport 'Nederlands, tenzij...' kwam de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) vorig jaar met het rapport 'Nederlands en/of Engels', waarin min of meer geaccepteerd wordt dat het Nederlands en het Engels naast elkaar bestaan in het hoger -en wetenschappelijk onderwijs. Dat is overigens nog zacht uitgedrukt, want het Engels speelt er ondertussen al lang, en hoe, de hoofdrol.
De benadering van de KNAW is overigens nogal een koerswijziging, vergeleken met het oude rapport. En dan te bedenken dat het dus ook nog een zeer geflatteerd beeld van de rol van het Nederlands geeft. Zo veel kan er dus veranderen in slechts veertien jaar. Nergens in Europa is het hoger- en universitair onderwijs ook zo snel verengelst als hier, terwijl het overgrote deel van de universitair geschoolden op de Nederlandse arbeidsmarkt terecht komt en slechts een miniem deel in de wetenschap. Wat je je doet afvragen wie of wat hier de drijvende krachten achter zijn.
Naast de praktische kant van taal, is er natuurlijk ook de culturele. Maar zoals bekend bekommeren Nederlandse politici zich al jaren niet meer om cultuur. Op de eerste plaats komt de economie en op de tweede en derde plaats ook. En dat mag je een groot verlies noemen. Helemaal jammer is het dat wat niet in het Engels hoeft, toch verengelst wordt, omdat het zo goed zou staan. Of omdat de klant dat zou willen. De kans is groter dat het gewoon kuddegedrag is. Zelfstandige winkeliers zouden zich hier juist positief mee kunnen onderscheiden, aangezien zij niet afhankelijk zijn van internationale hoofdkantoren. Bij een kinderboekwinkel (!) in Leeuwarden valt nu op het etalageraam te lezen 'Leave a little sparkle wherever you go'.
Fries onzichtbaar
In Friese stads- en dorpscentra kom je steeds minder Nederlands tegen, het Fries is er zelfs vrijwel geheel onzichtbaar. Dat beperkt zich tot gebouwen van de provinciale overheid en door de provincie gesubsidieerde instellingen, zoals Tresoar, Afûk, Keunstwurk en Omrop Fryslân. Ook het Fries op de Arriva-bussen was er niet geweest als de provincie er niet voor had betaald. Het Provinciehuis, dat we officieel Provinsjehûs moeten noemen, heeft het Fries hyperconsequent doorgevoerd tot aan het bordje van de 'fytsekelder' toe, maar in de verder allerminst Friestalige stad zien zulke krampachtige pogingen er daardoor wat grotesk uit. Fries is dan ook in de eerste plaats een spreektaal.
Bedrijven
Van het grote bedrijfsleven heeft het Fries niets te verwachten en het Nederlands ook steeds minder. De 'sale' is inmiddels alom. 'More lines added', vermeldt een poster in een etalage bij een sportschoenenzaak in de Leeuwarder binnenstad. Wat betekent het, vroeg ik een paar passanten van uiteenlopende leeftijd. 'Er is meer van iets', ze er een, schouderophalend. 'Een ad is een advertentie', zei een ander, 'dus het zal wel betekenen dat je in de advertentie moet kijken'.
En is er wat te doen aan die verengelsing? Ongetwijfeld weinig, gezien de breedte van de ontwikkelingen, maar dat kleinere talen per definitie saaier en suffer zouden zijn dan het Engels, is natuurlijk onzin. Wat meer durf en inventiviteit kunnen nooit kwaad. Waarom op de automatische piloot altijd maar weer een Engels woord kiezen als er fascinerende termen voor bestaan in het Nederlands of Fries. Die wél iedereen begrijpt.
Laatst gewijzigd op 20-01-2018 om 12:38 uur