Feiten en fictie over Pim Mulier
Pim Mulier was een misschien nog wel fascinerender, maar ook iets minder legendarische figuur dan we tot nu toe hebben verondersteld.
Door Wio JoustraPim Mulier wordt beschouwd als de pionier van de sportbeoefening in Nederland. Het beeld dat opduikt uit het boek ‘Captain van Jong Holland: een biografie van Pim Mulier 1865-1954 (uitgeverij Bornmeer) is genuanceerder. Toeval of niet, het boek verschijnt precies 150 jaar nadat hij in Witmarsum werd geboren. Het boek, de eerste doorwrochte studie van het leven en de loopbaan van Mulier, is geschreven door Daniël Rewijk (1975), geschiedenisdocent en als sporthistoricus verbonden aan het Mulier Instituut. Hij is op 12 maart aan de Rijksuniversiteit Groningen gepromoveerd op zijn jarenlange studie van Mulier.
Het is een lijvig boek geworden – zoals dat tegenwoordig hoort bij een promotie - van 325 pagina’s, met een uitgebreid notenapparaat. Het indrukwekkende spitwerk van Rewijk heeft de leesbaarheid van zijn dissertatie niet aangetast. Zijn boek voert de lezer van een inleiding, waarin Mulier voor een deel wordt ontmythologiseerd, via zijn jeugd en familie langs de sportgeschiedenis van Nederland en Europa naar zijn koloniale tijd (Medan), de crisis en de oorlog tot een slotbeschouwing die eindigt met de even indringende als retorische vraag of Mulier zich in het portret zou hebben herkend. De auteur laat het antwoord aan de lezer over. Het antwoord moet – althans volgens deze lezer – luiden dat Mulier zich er vast en zeker in zou hebben herkend, doch dat hij liever had gezien dat een aantal feiten omtrent zijn persoonlijke en professionele bestaan nimmer het daglicht hadden gezien.
Enige ijdelheid was deze zoon van een burgemeester van Wonseradeel niet vreemd. Maar dat maakt het boek des te intrigerender. Rewijk begint met de constatering dat in de oorsprongsgeschiedenis van maatschappelijke verschijnselen vaak een pionier wordt aangewezen: een individu met de visie, moed en daadkracht om iets nieuws te beginnen. Pim Mulier geldt al langer als een eeuw als dé sportpionier in Nederland. Een lange reeks van primeurs en initiatieven is daarbij aan hem toegeschreven. Sommige terecht, zoals de oprichting van voetbalbond, de invoering van de Elfstedentocht als nationale wedstrijd en het stichten van de International Skating Union (ISU).
Er zitten volgens Rewijk ook fictieve verdiensten tussen. Zo zou Mulier tevens verantwoordelijk zijn geweest voor sporten als hockey en tennis en de Nijmeegse wandelvierdaagse hebben opgezet. ,,Mulier droeg zelf enthousiast bij aan zijn reputatie van founding father. Maar het beeld van de eenzame en profetische voortrekker uit talloze journalistieke verhalen en jubileumboeken is vertekend: in alle gevallen werkte Mulier samen met tijdgenoten die zijn sportieve belangstelling en dadendrang deelden”, aldus de auteur.
Een van hen is Frits van Tuyll, oprichter van het NOC, lid van het IOC en de man die de Olympische Spelen van 1928 naar Amsterdam haalde, als degene die met evenveel recht als grondlegger van de Nederlandse sport kan worden aangewezen. Van Tuyll was een halve generatie ouder en richtte zich al tot de natie met een oproep tot sportieve vorming van de jeugd, toen Mulier als schooljongen zijn eerste momenten van sportief geluk beleefde. En zoals Van Tuyll was er nog een handjevol voortrekkers in de sport.
Dwaallicht op mythejagers
Rewijk: ,,Mulier was één van hen en niet de unieke figuur die latere sportkronieken van hem maakten. (..) Na 1910, toen de popularisering van sport echt van de grond kwam, was zijn actieve rol al uitgespeeld. (..) De mythe van Mulier als de grote pionier omvat dubieuze wapenfeiten, als ‘Mulier gaf de Lappen skiles’. Behalve desinformatie levert de mythe ook een vertekening op. Ze werkt als een dwaallicht op mythejagers, die na de falsificatie van onderdelen van Muliers reputatie concluderen dat diens bijdrage in zijn geheel overdreven is. (..) De relativering van Muliers reputatie als eenzame pionier is terecht maar maakt hem nog niet tot een onbeduidende figuur.''
Mulier hield zich vooral bezig met de integratie van Engelse sporten als voetbal en cricket. Rewijk legt uit dat dergelijke sporten niet klakkeloos konden worden overgenomen, maar moesten worden ingebed in de bestaande lichaamscultuur. De introductie van moderne sporten in Nederland benadert de auteur/onderzoeker als een proces van toe-eigening. Voor een geslaagde overname is aanpassing nodig van het oorspronkelijke verschijnsel. Daardoor krijgt het pas betekenis en aantrekkingskracht voor grotere groepen in de ontvangende samenleving.
Voorlopers in dit proces worden wel ‘makelaars’ genoemd, die door hun contactpositie tussen uiteenlopende groepen, de vertaalslag van cultuurvormen en betekenissen voorbereiden. ,,Mulier was zo’n makelaar. Van de groep makelaars op sportgebied was hij degene met de meest uitgewerkte en uitgesproken visie op sport, een visie die hij bovendien hardnekkig als geen ander vertolkte. Hij overtuigde anderen – binnen en buiten de sportwereld – ervan dat sport meer was dan een prettige vrijetijdsbesteding.
Gedragsvoorschriften centraal
Voor Mulier was sport een potent middel tot regeneratie van Nederland en zijn koloniën. Zijn sportideologie doordrong de Nederlandse sportwereld in het vroegste stadium van haar ontwikkeling. Bij clubs, bonden, media en wedstrijden, hamerde hij op het belang van de games ethic, een product van prestigieuze Engelse kostscholen als Eton en Harrow. Hij stelde gedragsvoorschriften centraal – hoffelijk eerbetoon aan de tegenstander, sportiviteit, zelfbeheersing – die sporten als cricket, voetbal en atletiek volgens hem een unieke pedagogische waarde verschaften. In gymnastiek, een andere vorm van lichaamscultuur die in heel Europa massaal beoefend werd, miste Mulier deze bijdrage aan de karaktervorming.
Rewijk stelt dat dit alles zich afspeelde tegen de achtergrond van de zorgen die velen zich in Europa en Amerika maakten over het verval van jongens en hun lichaamskracht in de moderne, industriële samenleving. Mulier spiegelde zich aan Groot-Brittannië, het land van de Industriële Revolutie, waar sport werd gezien als hét panacee tegen de voortsluipende degeneratie van lichaam en geest. ,,Sport diende tot fysieke en morele versterking van de Nederlandse natie en kon dat nu alleen bereiken als het bij de hele natie ingang vond.''
De vormende waarde ervan kwam pas tot zijn volle recht als sport uitstraling verkreeg als nationaal symbool. Vernieuwende impulsen als voetbal en atletiek waren belangrijk en effectief, maar hadden aanvankelijk slechts een geringe symbolische kracht. Om de lichaamscultuur te maken tot een wezenlijk onderdeel van de nationale cultuur wilde Mulier aanknopen bij bestaande sportieve tradities. Een goed voorbeeld daarvan is de transformatie van de voornaamste traditie op sportgebied – schaatsen – tot een internationaal gestandaardiseerde wedstrijdsport.
Muliers initiatief om een nationale wedstrijd te maken van de traditionele tocht langs de elf Friese steden komt voort uit dezelfde behoefte. Juist haar historische en heroïsche uitstraling maakte de Elfstedentocht tot één van de krachtigste nationale symbolen uit de twintigste eeuw.” Rewijk ontdekte wat hij noemt een reeks fascinerende tegenstrijdigheden in persoonlijkheid en bestaan van Mulier, die met bescheiden intellectuele capaciteiten steeds heeft getracht zijn positie te bepalen tegenover de grote vragen van zijn tijd, zoals secularisatie, verstedelijking, industrialisering, democratisering, imperialistische wedijver, feminisme en decadentie.
Dit leverde een incoherent wereldbeeld op. In de twee dimensies van sport, regeneratie en symboliek is volgens de auteur al iets van Muliers tweeslachtigheid te zien. Hij drong aan op hervorming en vernieuwing van de lichaamscultuur, maar vreesde verlies van tradities. Ook tegenstrijdig in zijn bemoeienis met sport is zijn houding ten aanzien van de democratisering van sportbeoefening. Mulier was consistent in zijn streven naar popularisering, maar deed geen concessies aan elitaire normen en stijlvormen. Rewijk: ,,Ook zijn politieke opvattingen vertonen sterke contrasten: progressief als het gaat om vrouwenrechten en socialistische voorstellen voor maatschappelijke hervorming; reactionair in zijn standpunt over democratische verkiezingen in het algemeen en uitbreiding van het kiesrecht in het bijzonder. Ook zijn persoonlijke leven oogt tegenstrijdig: enerzijds conformeerde hij zich aan de mores van zijn stand – het patriciaat – en familie, anderzijds betoonde hij zich autonoom en eigenzinnig.”
Huwelijk van neef en nicht
Met dat laatste refereert de auteur aan het feit dat de beroemdste telg uit Witmarsum na Menno Simons in eerste instantie beneden zijn stand trouwde, in 1895 met Cornelia van Duin, een jonge vrouw uit de Haarlemse arbeidersstand. Aan deze mésalliance, die hem met nagenoeg zijn gehele familie in conflict had gebracht, maakte hij pas na een kwart eeuw een einde door een tweede huwelijk aan te gaan met zijn achternicht Maria Louise Haitsma Mulier. Ook in die tijd was een huwelijk tussen neef en nicht reeds een archaïsch verschijnsel. Maar voor Mulier had het als voordeel dat hij zich veel gemakkelijker in de ‘voorname kringen’ kon bewegen.
,,De tegenstelling tussen nieuwe vormen en tradities komt bij Mulier steeds opnieuw terug”, concludeert Rewijk. Muliers maatschappelijke betrokkenheid – immer gekenmerkt door liberaal nationalisme – was het grootst in de drie decennia voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog. Net als vele andere hele en halve intellectuelen en dromers deed Mulier voorstellen om vorm te geven aan de ongewisse toekomst. Zijn programma om ‘Jong Holland’ te vitaliseren door sport was het meest effectief en invloedrijk. Muliers gecompliceerde verhouding tot de moderniteit is het hoofdthema van Rewijks biografie. ,,De ontwikkeling van de moderne sport in Nederland – Muliers claim to fame – is hiervan een essentieel onderdeel. In zijn zelfrepresentatie op dat punt zorgde Mulier op cruciale punten steeds voor een uitvergroting van zijn eigen rol.
Hunkering naar huldebetoon
Het beeld dat Mulier van zichzelf construeerde komt naar voren in zijn sportboeken ‘Athletiek en voetbal’, ‘Winterspoirt’ en ‘Cricket’.” In zijn slotbeschouwing schrijft Rewijk dat ieder mens twee existentiële angsten kent: de angst om afgewezen te worden en de angst om ongezien en zonder betekenis te zijn. ,,In het tweede ligt een basale verklaring voor Muliers hunkering naar huldebetoon, dat hem vooral vanuit de sportwereld ten deel viel. De behoefte aan erkenning was bij hem echter zo groot dat er meer moet hebben gespeeld. Het lijkt er op dat hij met zijn status als ‘peetvader van de sport’ gelijke tred trachtte te houden met generatiegenoten die het ‘echt’ maakten. (..) Door zichzelf in latere publicaties op één lijn te plaatsen met de dichters van Tachtig – waarvan vooral Herman Gorter tot zijn kring van sportkennissen behoorde – markeerde Mulier zijn reputatie en zelfbeeld als nieuwlichter.
Tegelijkertijd liet de jonge Pim zich reeds kennen als een man die tradities koesterde en herschiep, ze soms ten dele uitvond. Hij werd daarbij zowel geïnspireerd door historiezucht als standsbesef.” Na zijn dood groeide de Mulier-verering uit tot een mythe waarin zijn maatschappelijke behoudzucht onzichtbaar was en zijn bestaan werd opgehangen aan de introductie van sporten als voetbal en atletiek. De herinnering aan Mulier werd op allerlei manieren levend gehouden. Veel wetenschappelijk onderzoek op het gebied van sport en samenleving wordt geleverd door het Mulier Instituut. Het adres van de nationale schaatstempel Thialf is Pim Mulierlaan 1 in Heerenveen. De laatste drie winnaars van de Elfstedentocht – Paping, Van Benthem en Angenent – ontvingen de Pim Mulier-wisselprijs. Op deze door Mulier zelf ontworpen zilveren schaal, staat het familiewapen van de Muliers centraal, omringd door de wapens van de elf Friese steden op de rand van het bord.
Rewijk slotconclusie over de ontstane cultus rond Pim ‘Pernel’ Mulier: ,,Behalve door de concrete verwijzingen naar zijn persoon bleef Mulier een onderdeel van de collectieve herinnering door de voortdurende reproductie van de verhalen over zijn unieke bijdrage aan de introductie van moderne sport in Nederland. Doordat de populariteit en maatschappelijke betekenis van sport groeiden werd de historische betekenis van Mulier steeds groter. Maar zijn ideeëngoed geraakte steeds verder op de achtergrond. Na zijn overlijden was de ban onmiddellijk gebroken: de traditionele spelethiek van de Engelse kostschool was niet langer de onwrikbare norm voor het Nederlandse voetbal. Inmiddels is de KNVB dermate geprofessionaliseerd en gecommercialiseerd dat Muliers oorspronkelijke schepping er niet meer in te herkennen is. Toch was de massaliteit van sportbeoefening die zich in de loop van de twintigste eeuw steeds verder doorzette, zijn belangrijkste doelstelling.
Laatst gewijzigd op 08-03-2015 om 14:38 uur