Gun de kappersklant een zwijgcontract
In de kapperszaak werd gezellig nagejeuzeld over dat rare referendum. Tot de medewerkster die mijn dos onder handen had een levensvraag stelde. Waarom wil alles en iedereen zich altijd maar voortplanten? Minister, ik smeek u: is een zwijgcontract voor kapsalons mogelijk?
Door Wiebe PennewaardNatuurlijk, het is een dorpskapper. Dus kent iedereen iedereen. En wordt er vrolijk herkennend vanuit vier stoelen gegroet als de volgende klant binnenstapt. Genoeglijk door elke klant meegekwekt in elk gesprek, ook al ligt de basis van het onderhoud een paar zetels verderop. Nieuwsgierig geluisterd als een cliënt op vragen van een kapster vertelt over hoe het nu gaat, thuis. Want de kappende dames kennen alle partners, kinderen, huisdieren, werkkringen en straatgenoten van hun klanten.
Was het niet om half elf in de ochtend en zou er ook een neutje worden getapt, dan zou mijn kapperszaak zich in niks meer onderscheiden van de Engelse pub, 's middags om half vijf. Waar ook oudere dames in bloemetjesjurk zich voegen bij de werklui op hun tussenstop naar huis. Keurige heertjes zich op de kruk hijsen naast de te vroeg verlepte bijstandsmoeder. En waar het leven, althans dat wat actueel of lokaal belangwekkend is, opgewekt wordt doorgenomen.
Er valt mee te leven, zo vaak laat ik mijn haar ook niet snijden. En ik begrijp dat er uitleg nodig is na de krakkemikkige gang van wachthoekje naar werkplek. Joh, wat is er met jou aan de hand? Onder twee droogkappen zie ik bejaardenkoppies fluks naar links draaien, mijn kant op, vol verwachting. Amechtig neerzijgend vertel ik over de verhuizing van een vriendin, waarbij haar loodzware wasmachine halverwege de smalle draaitrap noodgedwongen even op mijn rechterknie moest rusten. Hamstringblessure, dus pijnstillers en kalm aan, voorlopig, adviseerde de huisarts.
Drie andere klanten hebben er ook ervaring mee
Het medeleven is groot, en opeens hebben drie andere klanten ook ruime ervaring met hamstrings, blessures, pijnstillers, verhuizingen in het algemeen, die van kennissen in het bijzonder en wasmachines op traptreden in het allerbijzonderst. Als alle details zijn uitgewisseld, en een nieuw binnengekomen klant in grote lijnen is bijgepraat over die klant die zo merkwaardig op zijn handen steunend in de kapstoel zit om zijn rechterbil te ontlasten, kabbelen de één-op-ééntjes per kapster en klant weer genoeglijk verder.
Nogmaals, zolang het over ditjes en datjes, koetjes en kalfjes, het ijs en weder gaat zijn de drie kwartier prima door te komen. Maar dan opeens, nadat ze uitgebreid heeft geïnformeerd naar de vorderingen van de drie kleinkoters van haar klant, zegt mijn kapster opeens dat ze die ochtend toch weer zo diep had moeten nadenken. Over wat je wilde aantrekken, vandaag, veronderstel ik. Nee, het ging over iets heel anders. Over hoe het nou komt, vooral in de lente, dat mensen en dieren zich steeds maar willen voorplanten. Dat is, vindt ze, toch eigenlijk behoorlijk merkwaardig.
In de spiegel kijk ik de routineus doorknippende en kammende dertigster onderzoekend aan. Neemt ze me in het ootje? Had ze gisteravond hoofdpijn en dus vanmorgen een ongezellig ontbijt? Is ze in het geheim werkstudente in de afstudeerrichting oosterse filosofie, of speelt er een handvol hormonen op? Maar nee. Met een snelle blik via de spiegel wacht ze op mijn kijk op de kwestie, mogelijke instemming of een eventuele verklaring. Vooral omdat, vult ze aan, het zo werkt dat mensen en dieren het gemiddeld ook leuk vinden om zich voort te planten. Curieus, vindt ze het.
Twee bijgedraaide hoofden wachten op repliek
In trein en bus, in een taxi, in de schouwburg, bij het meenemen van een lifter en in de rij voor de Appie-kassa kun je neutraal een andere kant op kijken, als je geen zin hebt in het gekeuvel van de medemens. In een kappersstoel is dit onmogelijk. Staar je spiegelend de zaak in, zie je twee nieuwsgierige bijgedraaide hoofden al wachten op je repliek – het gesprek is als altijd weer opgevangen. En de kapster dringt aan. Ze heeft het vaker, 's morgens, na het opstaan, dat ze zich het afvraagt, van dat voortplanten. Zomaar, opeens. Gek, hè, toch?
Mwa, bedenk ik als uitvlucht, tsja, ach, nou, er zijn wel gekkere dingen, 's morgens, na het opstaan. Gelukkig vraagt ze niet naar voorbeelden. Om er af te raken opper ik iets over genen en dna en evolutie, en dat het nou eenmaal zo is, in de natuur. Ze neemt er heel vriendelijk geen genoegen mee. Het had toch net zo goed anders kunnen zijn? Dat die drang er niet was, tot voortplanten, laat staan dat de voorplanters er lol aan zouden beleven? Dan hadden we nu niet samen gekletst, is mijn machteloos verweer. Nee, dat is ook weer zo, zegt ze nadenkend.
In de Randstad schijnen ze te bestaan. Stedelijke kapperszaken waar traditioneel wordt gezwegen. Voor klanten die dit prettig vinden. Minister Edith Schippers van Volksgezondheid wil nu een verbod op zwijgcontracten tussen ziekenhuizen en patiënten waar iets mis mee is gegaan. Kan deze bewindsvrouw ook het recht op een zwijgcontract in kapsalons in de wet vastleggen? Graag tel ik voor zo'n overeenkomst een paar euro extra neer boven de €21 die ik toch al kwijt ben, voor het geknip. Nu blijf ik piekeren. Want inderdaad: waarom wil alles en iedereen zich toch altijd maar voortplanten?
Laatst gewijzigd op 08-04-2016 om 12:50 uur