Opluchting: man kleedt zich weer aan
Het kan tegenzitten, en dan komt er nog één warme zondag. Daarna is het september, en verdwijnt de man in zomertenue weer uit het Nederlandse straatbeeld. Wat een opluchting.
Door Wiebe PennewaardVooropgesteld: ik ben temperatuursongevoelig. Mijn vrouw legt begin mei uit dat het lente is, en tijd voor een andere outfit. Zij vervangt de winterjas aan de kapstok door een flutterig zomerjackje. In de kledingkast komen dunne en zelfs in de lengte gehalveerde broeken, lichte truitjes en kinderachtige vestjes op de plaatsen waar tot dan winterharde pantalons, dikke truien en warme vesten hingen en lagen. Op 1 oktober draait zij de boel weer terug met de mededeling dat het buiten kouder zal worden. Een wat mij betreft tijdrovend en evident zinloos gesleep met kledingstukken.
Zonder haar halfjaarlijkse ingrepen liep ik twaalf maanden in dezelfde stevige en vooral – op hoofd en handen na – alles bedekkende uitmonstering. Deze is praktisch om vele redenen. In robuuste kleding zitten grotere en steviger zakken. Zo kun je meer meenemen zonder terug te vallen op een eng polstasje of, erger nog, een lullig rugzakje. Los van kam, sigaretten, aansteker, enkele papieren zakdoekjes, enig kleingeld, wat dropjes en vier vergeten boutjes en moertjes steek ik voor een spontaan winkelbezoek probleemloos portefeuille, beurs, boodschappenbriefje en huissleutel bij me.
De winterkleding, zoals partner mijn universele voorkeursgarderobe noemt, beschermt ook aanzienlijk beter tegen braam, brandnetel en meidoorn. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden is deze prikflora vooral actief in de maanden dat minder slimme mensen blootarms en -beens de strijd met de stekels aangaan. Zelden zie je zulke sufferds naast snoeischaar en weedeater meteen ook de doos met pleisters meenemen.
Dan zwijgen we nog van de mug, wesp, bij en teek. Welnee, daar zwijgen we helemaal niet van. Alleen met bovenmenselijke inspanning kan ik mijn mond houden als leden uit de familie-, vrienden- en kennissenkring mij de bulten laten zien. Of zelfs live wild om zich heen meppen, in hun topjes en T-shirts, naar de wesp die op hun limonade en Magnums aast. Had dan even een truitje en broek en normale schoenen aangetrokken, weet ik dan gelukkig steeds net niet te opperen.
De medemens die van alles uit doet
Maar goed, er bestaat de medemens die het in april al warm krijgt bij het idee dat het in mei wel eens 18 graden Celsius kan worden. En die als het eenmaal echt zomer is, en de thermometer boven de 20 klimt, onmiddellijk van alles uit doet. Hier is niks op tegen, zolang zich dit afspeelt in de beslotenheid van de huiselijke kring. Daarin dient men ruimdenkend te zijn: ook de eigen achtertuin behoort tot de persoonlijke levenssfeer, mits deze is voorzien van deugdelijke en ondoorzichtige schuttingen en hagen. Wordt er aan de voordeur gebeld, dan schiet men iets zinnigs aan, over de zomerse niemendalletjes.
Pijnlijk wordt de zomerdracht pas echt in de openbare ruimte, op de werkvloer en in het verenigingsleven. Hier moet even een waterscheiding worden aangebracht. Vrouwen in luchtige kleding zijn in enkele gevallen nog wel te pruimen. Het merendeel echter concludeert na een blik in de spiegel en alle daarop volgende etalages volkomen ten onrechte dat de attractiewaarde danig is verhoogd. Een kort bezoek aan diëtiste, dermatoloog of vriendin die echt de waarheid durft te zeggen en dus ter plekke ontvriendind wordt, zou wonderen verrichten. Hier bederven echter velen het voor een goedwillende minderheid.
Mannen vallen zonder uitzondering in de categorie au. Korte broeken onthullen steevast knokige knieën, malle kuiten en curieuze beenbegroeiing. Wie in een vlaag van verstandsverlichting besluit tot een wat langere korte broek, zodat in elk geval het kniegewricht decent is bedekt, houdt het kuit- en haarprobleem in stand. Bij de malloot die trendy meegaat in de mode van steeds langere korte broeken hoop ik altijd dat die domme laatste 12 centimeter bloot onderbeen gelijktijdig wordt aangevallen door braam, brandnetel en boze bij.
Schielijk omdraaien en weghollen
Gaatjeshemden, okselharen, bilspleten, ze zijn allemaal erg. Maar het ergst zijn blote mannenvoeten in blote mannensandalen en blote teenslippers, voor de passanten, collega's en verenigingsleden die niet nadrukkelijk om dit tafereel hebben verzocht. Het lukt veelal om op enig moment de blik los te rukken van de vertoning op maaiveldhoogte. Dan nog zit je iemand aan te kijken die duidelijk elke gêne heeft laten varen, zich in het geheel niet om het geestelijk welzijn van de medemens bekommert en meer in het algemeen van boven niet weet wat er zich van onderen afspeelt. De hand drukken, afscheid nemen, schielijk omdraaien en weghollen is hier de aangewezen weg.
Bestaan er dan geen mannen met een lichaam dat, van kop tot voet, deels of voor mijn part geheel ontkleed het aanzien enigszins waard is? De oude Jaarsma, destijds leraar Duits te Harlingen, zou zeggen: nee, die bestaan niet. Alles wat een man mooier is dan een aap, is meegenomen. Wij mochten deze wijsheid dan in het Duits overzetten, stil vermoedend dat het een uitspraak van zijn echtgenote was, gegeven Jaarsma's eigen robuuste, gerimpelde en gelooide kop. Daarna heb ik hem, of haar, elke zomer steeds weer dagelijks gelijk moeten geven.
Nog een paar weken, en dan herneemt zich het normale, geruststellende straatbeeld. En hoef ik gespreksgenoten, die zich bij 27 graden verbaasd afvragen of ik wel goed snik ben in mijn stevige stappers, dikke spijkerbroek en wollen vest, voorlopig niet meer die tegenvraag te stellen. Heb jij in de Sahel, Sahara of Saoedi-Arabië, of een ander heet gebied met een S, wel eens een Toeareg of sjeik gezien in gaatjeshemd en korte broek en op stuitende slippers? Precies. Lange wollen jurken op degelijke Bata's. Denk daar maar eens over na, oen. Je kunt er een half jaar over doen.
Laatst gewijzigd op 28-08-2015 om 09:19 uur