Over het opvoeden van hondjes en andere peuters
Ik ga mijn kind heel anders opvoeden dan mijn ouders deden, sprak de zwangere collega strijdlustig. Ik voorspelde haar gebakken peren.
Door Wiebe Pennewaard
Uiteindelijk komt alles goed. Het moeilijke neefje uit Harlingen dat zich op zolder opsloot als er visite kwam en, naar beneden gecommandeerd, grimmig weigerde het bezoek een hand te geven, is nu de leukste jonge vader die ik ken. Actief, sociaal en dol op de beide koters, met als enige minpuntje dat hij ze 'de kids' noemt. Nou, huppekee. Want zo lastig, dwars en haast autistisch hij zelf als kind en puber was, zo ontspannen staat hij nu in het leven.
Deze dertiger staat in dezelfde traditie, qua eigen opvoeding, als de oud-collega die zes jaar geleden alles anders zou doen. Het is de generatie kinderen van babyboomers, de na-oorlogse club die in de jaren zestig en zeventig de macht overnam van ouders die de oorlog nog zelf hadden meegemaakt. Ik geloof dat je er dan tegenwoordig bij moet zeggen dat we het over de Tweede Wereldoorlog hebben. Die boomers groeiden op verspreid over eind jaren veertig, de hele jaren vijftig en begin jaren zestig.
Het was de krappe tijd, waarbij er tussen de middag warm werd gegeten en het bordje leeg moest – de kindertjes in Afrika zouden er immers een moord voor doen. Aardappelen en één soort groente, afhankelijk van het seizoen en de aanbieding bij de groenteboer. De pot appelmoes moest nog worden uitgevonden. Met op zondag een stukje vlees, op dinsdag een echt ei in de sla, en op vrijdag vis.
Gezag was gezag, van onderwijzer, dominee en pastoor, politie-agent, huisarts, notaris. Maar het gezag begon voor kinderen bij de eigen ouders, die niet zelden nog met U of, in deze contreien, met Jo werden aangesproken. Ja was ja, nee was nee, discussie gesloten. Zoals een deskundige het in een Zembla-tv-uitzending van 29 april over moderne opvoedingsproblemen uitlegde: je kon als kind wel meer willen, maar het was er gewoon niet. Punt, uit.
Dit gold al niet meer voor de kinderen van de babyboomers. Geboren in de jaren zeventig en tachtig maakten zij vanuit wieg, ledikantje en stapelbed de materiële sprong vooruit mee. Volop werk voor de ouders, elk jaar een gestegen salaris, promotie, de eerste eigen woning, steeds meer financiële armslag. De acht dagen vakantie in het tenthuisje te Appelscha, een luxe in de jaren vijftig, werden drie weken Frankrijk in een heuse, zij het tweedehandse De Waard-tent. Bij de verjaardagscadeaus en Sinterklaas-presentjes verdwenen de gebreide borstrok, het nieuwe paar schoenen en de derdehands fiets uit het assortiment.
'Waarom' werd niet langer afgedaan met 'Daarom'
Waar de welvaart toenam, sleet het gezag. De jonge babyboom-ouders maakten, actief of passief, de omwenteling van de jaren zestig en zeventig mee. Autoriteit was niet langer vanzelfsprekend, respect moest immers worden verdiend. Verlichte ouders en onderwijzers lieten zich door het kroost fleurig bij de voornaam aanspreken. Het gesprek met peuters en kleuters kwam op gang. Veel werd uitgelegd, het aangeboren 'Maar waarom dan?' werd niet langer afgedaan met 'Omdat ik het zeg' of het nog bondiger 'Daarom'. Hadden ze hun kleintjes immers niet al zelf geleerd dat 'Daarom' geen reden is, en dat als je van de trap af valt je snel beneden bent?
Deze kleintjes – dertigers, veertigers – voeden nu zelf op. Hun kinderen, tussen de nul en vijftien, zestien jaar oud, vormen de achterbank-generatie. Altijd beschermd tegen wind, regen, zelf hard moeten trappen, risico's in het verkeer, een lekke band of afgelopen ketting, op je donder omdat je treuzelend of dromend toch te laat op school kwam: de door pa en ma gesponnen cocon beschermt tegen elk ongerief. Netjes blijven zitten in je met ISO-fix vastgeklikte MaxiCosy, de capuchon van je gewatteerde merk-jackje omhoog getrokken bij het kleinste dreigende spatje, daar gaan de prinsjes en prinsesjes.
In een gemiddeld Nederlands gezin ziet de speelgoedvoorraad er uit als een mini-filiaal van Toys 'R Us. Liefhebbende ooms en tantes, buurvrouwen en kennissen draven op verjaardagen binnen met verantwoord houten of geinig plastic spul van minimaal € 20. Als het papier er is afgescheurd belandt het nieuwe speeltje op de grote hoop, waarvoor de basis is gelegd door vriendinnen van wie de kinderen een paar jaar ouder zijn. ,,Wij doen niks meer met dit driewielertje-spoorbaantje-trampolientje-pratende-pop-echt-keukentje, wil jij het hebben?'' Ja, leuk, nee, natuurlijk, neem maar mee. En in het gezin waar lezen op ouderwetse waarde wordt geschat, heeft de driejarige al twee plankjes met veertig verantwoorde peuter- en kleuterboeken. En d'r kan altijd nog meer bij.
Waar deze kleintjes haast verdrinken in de welvaart, is de term gezag definitief gestreept uit het opvoed-woordenboek. Overleg is alles. Waardoor een familielid van mij ooit professionele steun moest zoeken voor de omgang met zijn driejarige dochter. De discussie over welk jurkje er naar de opvang zou worden aangetrokken, vergde elke ochtend zo'n drie kwartier en dus liep de hele boel in het honderd. De rest van de dag worstelden het ouderpaar en de kleine, verder een schat van een meid, met vergelijkbare narigheid. Weer andere wanhopige ouders smeken wekelijks hun peuter om niet langer krijsend op de vloer van de supermarkt te liggen nadat een gewenst snoepertje niet in de kar mocht worden gegooid.
Dat worden borden vol gebakken peren
Babyboomers, nu pake en beppe dan wel opa en oma, hebben de ontwikkelingen met verbazing gevolgd. Natuurlijk, dacht ik toen de gewaardeerde collega – aardige en slimme meid – uit het begin van dit relaas aankondigde dat ze alles heel anders dan haar ouders zou aanpakken, natuurlijk, doe je best. Jou is waarschijnlijk nog wel eens iets verboden of opgelegd waar je het niet mee eens was, zonder dat er vervolgens drie kwartier over werd onderhandeld. Dat ga jij je aanstaande kind niet aandoen. Borden vol gebakken peren, schetste ik haar als meest waarschijnlijke menu voor de komende jaren.
En verdraaid, toen ik een paar jaar later een beschuit met muisjes mocht eten omdat hun tweede kindje was geboren, drentelde er een opgewekte peuter door ons gesprek heen. Het jongetje werd met eindeloos geduld en afleidend speelgoed uitgelegd dat kleine kindertjes niet door grote mensen heen mogen praten. Dan hadden mijn ouders, bedacht ik in de pauzes die door het gedoe in de volwassen conversatie vielen, het een stuk gemakkelijker. Als er in de jaren vijftig grote mensen op visite kwamen, werden dezen in de voorkamer ontvangen. Wij als kinderen werden naar de achterkamer gebonjourd, waarop de schuifdeuren krachtdadig dicht gingen.
De ouders van nu willen kameraad, vriendin, gesprekspartner van hun kinderen zijn. Waardoor vijfjarigen mogen meepraten over vakantiebestemmingen. Er een uur wordt uitgetrokken voor het overleg over de zondagmiddagbesteding. Er zeer volwassen zaken, zoals problemen met de opvoeding, worden besproken met de betreffende kleintjes royaal binnen gehoorsafstand. En er oeverloos wordt onderhandeld. Als je nou nog één hapje van je boontjes eet, krijg je daarna, vanavond, morgen, in de vakantie... Nou goed, een half hapje dan.
Elke deskundige zal als eerste punt in deze narigheid opvoeren dat kinderen behoefte hebben aan duidelijkheid. Het genoemde Zembla-programma, gemakkelijk terug te zien via zembla.vara.nl, deed mij halverwege de uitzending abrupt terugdenken aan de cursus Gedrag en Gehoorzaamheid 1, die we ooit met twee honden volgden via de Kynologenclub Friesland. De beestjes hadden toen, inclusief getuigschrift, hun puppycursus al afgerond. Er werd eigenlijk maar op één punt gehamerd: wees duidelijk en consequent. Honden varen hier wel bij. Van rommelig bazengedrag worden ze onzeker, met altijd onhandelbare en soms zelfs heel nare gevolgen. Kom is kom, blijf is blijf, braaf is braaf. En wel nu, en niet na drie kwartier overleg.
Sinds die tijd en dat inzicht moest ik vaak de neiging onderdrukken om, als een jongere kennis of collega de kinderwens of zelfs babykomst ter sprake bracht, te adviseren eerst een hondje aan te schaffen. Om te oefenen. En omdat zo'n beestje gemakkelijker valt te herplaatsen dan een eigen kleuter, als de opvoeding lastiger blijkt dan gehoopt. Sterker: misschien zou de hond wel zo goed bevallen dat de kinderwens vervaagde. Een hond knoop je bij de supermarkt nu eenmaal makkelijker aan het fietsenrek dan je krijsende Sophietje van vier.
Aan de andere kant: wij hebben al prinsjes en prinsesjes na zo'n vijftien jaar zien uitgroeien tot heel bruikbare medemensen. De gebakken peren zijn genuttigd. En uiteindelijk komt alles goed.