Lang brommen in deeltijd: een slecht plan

Een celstraf tot twaalf maanden uitzitten in deeltijd. De Leeuwarder advocaat Bart Canoy ziet veel voordelen in zo'n mogelijkheid. Toch schiet hij met dit plan pijnlijk door.

Door Wiebe Pennewaard

De bak in na een misdrijf is nooit leuk. En dit is precies de bedoeling van de detentie. Celstraf dient als vergelding voor het wangedrag: een pak slaag op je blote billen. En als afschrikking: wie nog een beetje nadenkt over zijn criminele plan, schrikt hopelijk terug voor de gevolgen. En als onschadelijkmaking: de gestrafte wordt korter of langer buiten de openbare maatschappij geplaatst. Met de hoop dat het vierde doel, resocialisatie, tijdens de strafperiode wordt bevorderd. Zo ver, zo goed.

Maar voor langere tijd de bak in is extra niet leuk. Wie een baan heeft kan deze kwijtraken, en het recht op een uitkering stopt sowieso. Waardoor zwaardere celstraffen nogal eens beroerder eindigen dan ze begonnen. Geen inkomen meer, huis kwijt, relatie gestrand, en van lotgenoten meer slechte dan goede zaken opgestoken. Daarom is in de jaren zeventig voor lichtere vergrijpen de taakstraf ingevoerd. Een vorm van onbetaalde dwangarbeid, met een maximum van 240 uur. Derhalve door de rechter voor ten hoogste dertig dagen op te leggen, bij een achturige werkdag, en uitsluitend te ondergaan in de eigen vrije tijd.

De narigheid kan worden beperkt

Canoy wil de nadelen van een gevangenisstraf beperken door de voordelen van een taakstraf te benutten. Nadelen niet alleen voor de veroordeelde, maar ook voor de maatschappij. Gestraften die inkomen en huis zijn kwijtgeraakt, raken vaak in een neerwaartse spiraal. Recidive dreigt, en baanverlies leidt tot een nieuwe uitkeringsgerechtigde. Dit kost de samenleving veel geld. Met het uitzitten van de straf in deeltijd kan zulke narigheid, voor boef en burger, worden beperkt.

Het klinkt verstandig. Al doemt onmiddellijk de kritiek op: als celstraf de voordelen van een taakstraf krijgt, is dit een verzachting van het strafrecht. Nou, vindt Canoy, het blijft ontneming van de vrijheid, en het is beslist niet leuk om drie keer terug te moeten komen. Hij neemt dan als voorbeeld twee maanden detentie, die de gestrafte in vier termijnen van twee weken uitzit. En hier blijkt zonneklaar de zwakke basis, waarop Canoy zijn constructie timmerde. Het probleem is rekenkundig.  

Een Nederlander met een baan heeft gemiddeld dertig vrije dagen per jaar, inclusief vakantie. De rechter veroordeelt hem in december tot twee maanden oftewel 61 dagen detentie in deeltijd. Te beginnen op 1 januari met 16 weekends, goed voor 32 celdagen. Na deze vier maanden aansluitend de jaarlijkse 30 vrije dagen, en op 31 mei zit de straf er op. Baan, huis en relatie behouden – mooi zo. Maar met drie maanden celstraf zijn het al 30 vrije dagen en 30 weekends, met 4 maanden al 30 vrije dagen en 46 weekends, met 5 maanden al 30 dagen plus 61 weekends en met 6 maanden al 30 dagen plus 76 weekends. Dat is anderhalf jaar lang geen enkele vrije dag of vrij weekend.

Drie jaar lang geen enkele vrije dag

De sprong naar 12 maanden celstraf oftewel 365 dagen, uit te zitten in de vrije tijd, voor iemand met een baan. Ik bespaar u de berekening. Maar met jaarlijks die 30 vrije dagen en daarnaast dus nog ten hoogste 52 weekends te besteden is de gestrafte, beginnend op 1 januari, pas in het derde jaar per eind september aan het einde van zijn deeltijd-brommen. Bijna drie jaar lang geen enkele, maar dan ook geen enkele dag vrij. En dus bijna drie jaar lang elke vrije dag in de penitentiaire inrichting, met alle negatieve gevolgen van dien. De baan blijft behouden, maar wat zijn de geestelijke gevolgen, wat blijft er over van relatie, baan en huis?

Voor een gestrafte die een uitkering genoot, moet bij deeltijdstraf volgens Canoy de uitkering in stand blijven. Wellicht te verdedigen als de straf uitsluitend in weekends wordt uitgezeten, omdat de uitkeringsgerechtigde het door de week te druk heeft met bijscholen en solliciteren. Maar als hij in detentie zou kunnen bijscholen en solliciteren, was hij in een jaar van zijn twaalf maanden straf af. In plaats van bijna drie jaar aan de bak te worden gebonden. Of een werkloze gedetineerde zijn uitkering, en dus huis en relatie, moet blijven houden is een heel andere discussie.

De conclusie ligt voor de hand. Ga een gestrafte geen drie jaar lang letterlijk elke vrije dag afpakken door hem werkeloos van 's morgens tot 's avonds op te sluiten. Versoepel maximaal twee maanden celstraf tot de berekende vijf maanden deeltijdstraf. En laat, als pak op de blote billen, ter afschrikking, buitensluiting en resocialisatie, drie en meer maanden celstraf gewoon fulltime celstraf blijven.

Laatst gewijzigd op 24-09-2017 om 11:55 uur